En als Hij te Bethanie was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij aan [tafel] zat, kwam [4]een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van [5]onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd.
4. Namelijk Maria, de zuster van Lazarus. Zie Joh.12:3.
5. Grieks, pistike; dat is trouwe, of oprechte. Doch sommigen zetten het over vloeiende of drinkelijke, omdat het met den drank ook placht gemengd te worden. Anders, balsem van spicanardus. Zie Joh.12:3.
Richard Kroes, Filologie, archeologie en vinologie: Marcus 14.3